- Bezetting: toestand waarin een leger een gebied heeft veroverd en in bedwang houdt. Nederland is onder bezetting van Duitsland.(geschiedenis)
- Censuur: toezicht vooraf op mediaberichten. Joden hadden censuur. (geschiedenis)
- Gelijkschakeling: alle organisaties moesten de totalitaire overheid volgen. Als er geen gelijkschakeling was werd je gedood.(geschiedenis)
- Collaboratie: samenwerking met de vijand. Er was collaboratie tussen NL en Duitsland omdat ze werden bedreigd.(geschiedenis)
- Onderduiker: iemand die zich schuilhoudt voor de bezetter. Joden gingen onderduiken zodat ze niet werden gevangen.(geschiedenis)
- Discriminatie: onderscheid maken tussen mensen met de bedoeling iemand of een groep achter te stellen. Dikke mensen worden nog altijd gediscrimineerd.(geschiedenis)
- Doorvoerkamp: concentratiekamp vanwaar mensen worden gedeporteerd. Anne Frank werd naar een doorvoerkamp gestuurd.(geschiedenis)
- Jodenster: symbool van het jodendom. Joden droegen een Jodenster op hun kleren.(geschiedenis)
- Vernietigingskamp: concentratiekamp die gemaakt werd om mensen te vermoorden. Mensen werden in vernietigingskampen in een kamer gezet en de gas werd geopend.(geschiedenis)
- Eindoplossing: zo noemden de nazi’s de moord op alle Joden. De eindoplossing was op 1 januari 1978.(geschiedenis)
- Rijkscommissaris: hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting van Nederland.(geschiedenis)
- Endotherme reacties: reacties die voortdurend energie nodig hebben om te kunnen blijven verlopen. bij licht branden ontstaat er een endotherme reactie zonder energie gaat hij uitvallen.(scheikunde)
- Exotherme reacties: reacties waarbij energie vrijkomt. Van een stopcontact ontstaan er schokken, Er komt energie vrij.(scheikunde)
- Katalysator: als stoffen sneller reageren met elkaar als er een bepaalde andere stof aanwezig is. Er ontstond een katalysator van water en zout.(scheikunde)
- Coëfficiënt: getal waarmee je iets vermenigvuldigt. De coëfficiënt 8 gebruik met mijn formule.(scheikunde)
- Reactievergelijking: Een reactievergelijking is een symbolische voorstelling van een chemische reactie, waarin wordt aangegeven welke reagentia reageren tot welke producten. Ik had een 10 gekregen voor de s.o van reactievergelijkingen.(scheikunde)
- Zwavel: brandbare, gele vaste stof. Om vuurwerk te kunnen aansteken gebruiken ze zwavel.(scheikunde)
- Oplossing: heldere vloeistof waarin stoffen zijn opgelost.(scheikunde)
- Suspensie: een troebele vloeistof waarin kleine stukjes van een vaste stof zweven. (scheikunde)
- Thermolyse: als een stof ontleedt door verhitten. Door thermolyse ontleed ik van organische stoffen, brandbaar gas.(scheikunde)
- Reliëf: hoogteverschillen in het landschap. De reliëf in dit gebied heeft een grote verschil.(aardrijkskunde)
- Hoogvlakte: vlak gebied dat hoger ligt dan 500 meter. De hoogvlakte van dit gebied is 765 meter.(aardrijkskunde)
- Laagvlakte: vlak gebied dat lager ligt dan 500 meter. Dit gebied heeft een laagvlakte van ongeveer 300 meter.(aardrijkskunde)
- Aflandige wind: wind van land naar zee. Het aflandige wind komt van het noorden.(aardrijkskunde)
- Immigratie: als je je vanuit het buitenland in een ander land vestigt. Mijn kennis immigreert om geld te kunnen verdienen van Nederland. (aardrijkskunde)
- Vruchtbaarheidscijfer: het gemiddeld aantal kinderen dat een vrouw krijgt. Het vruchtbaarheidscijfer in China is 1.(aardrijkskunde)
- Metropool: enorm grote agglomeratie. Er is een metropool in Nederland.(aardrijkskunde)
- Moesson: halfjaarlijks wisselende wind. Door moesson is het een half jaar nat en een half jaar warm.(aardrijkskunde)
- Hooggebergte: gebergte met toppen hoger dan 1500 meter. De Himalaya is een hooggebergte. (aardrijkskunde)
- Absolute getallen. Gegevens uitgedrukt in aantallen of hoeveelheden. De procenten worden uitgedrukt in absolute getallen. (aardrijkskunde)
- Stroomgebied: het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren. elk jaar komen er overstromingen voor in het stroomgebied. (aardrijkskunde)
- Kastenstelsel: indeling van de Indiase samenleving in verschillende sociale groepen.de sociale ongelijkheid in India heeft te maken met de kastenstelsel. (aardrijkskunde)
- Kolonie: een overzees gebiedsdeel van een Europees land.de Britse kolonie leverde katoen. (aardrijkskunde)
- Globalisering: het steeds meer internationaal uitwisselen van mensen, geld, ideeën en goederen. de economie groeit snel door de globalisering. (aardrijkskunde)
- Opkomende landen: land met een snelgroeiende economie, maar nog met een laag bbp per inwoner. India en China behoren tot de opkomende landen. (aardrijkskunde)
- Outsourcing: het uitbesteden van werk aan bedrijven in het buitenland. mijn oom doet aan outsourcing. (aardrijkskunde)
- Zelfvoorziening: productie voor eigen gebruik. China en India hadden jaren lang een gesloten economie met de nadruk op zelfvoorziening. (aardrijkskunde)
- Informele sector: ongeschoold, laag betaald en tijdelijk werk in de dienstensector. vaak verdienen ze weinig of zijn ze werkloos in de informele sector. (aardrijkskunde)
- Geboortebeperking: het plannen van het aantal kinderen binnen een gezin. de Indiase regering maakt reclame voor geboortebeperking. (aardrijkskunde)
- Eenkindpolitiek: gezinnen mogen niet meer dan een kind hebben. India wilt het niet verplicht stellen van kinderen net als de eenkindpolitiek in China. (aardrijkskunde)
- Afzetmarkt: de mensen of bedrijven die een product of dienst willen kopen. De afzetmarkten moeten wachten tot hun beurt. (aardrijkskunde)
- Ambacht: het meeste werk gebeurt met de hand, werken op bestelling, per bedrijf weinig mensen. Het bedrijf in mijn buurt is een ambacht, ik zie er niet zoveel mensen in gaan. (aardrijkskunde)
- Asielzoeker: iemand die op de vlucht is en erkend wil worden als vluchteling. (aardrijkskunde)
- Emigratie: het verlaten van je land. Vroeger was er een grote emigratie. Mensen gingen naar andere landen om te werken. (aardrijkskunde)
- Footloose: andere naam voor lichte industrie; niet gebonden aan vindplaats of aanvoerhaven zware grondstoffen. Footloose is ook wel bekend als lichte industrie. (aardrijkskunde)
- Halffabricaat: bewerkte grondstoffen. Halffabricaat is niet meer 1 grondstof, het wordt namelijk bewerkt. (aardrijkskunde)
- Infrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren. Een goede infrastructuur is een ie een locatiefactor van belang. (aardrijkskunde)
- Locatiefactor: factor die bepaalt waar een bedrijf zich vestigt. De locatiefactor bepaalde dat mijn vaders bedrijf in Noord Brabant zou moeten vestigen. (aardrijkskunde)
- Multinational: bedrijf met vestigingen in verschillende landen. Mc’ Donalds is een multinational. (aardrijkskunde)
- Ruwe grondstof: nog niet bewerkte grondstof uit de primaire sector. Klei uit een rivier is een ruwe grondstof. Het is nog niet bewerkt. (aardrijkskunde)
- Inheems: uit het land zelf. er wordt inheems geproduceerd en verkocht. (geschiedenis)
- Politionele actie: Nederlandse militaire operatie tegen Indonesië. In de politionele actie heeft Nederland gewonnen. (geschiedenis)
- Soevereiniteitsoverdracht: het overdragen van de hoogste macht. Het soevereiniteitsoverdracht lukte niet zonder dwang.(geschiedenis)
- Atoomoorlog: oorlog met atoombommen. In de atoomoorlog vielen er duizenden doden. (geschiedenis)
- Berlijns muur: muur rond west- Berlijn om inwoners van de DDR tegen te houden. Het berlijns muur is een goed gebouwd om de vijanden tegen te houden.(geschiedenis)
- Blokvorming: het ontstaan van vijandige groepen van nauw aaneengesloten landen. Er was een blokvorming tussen Nederland en België.(geschiedenis)
- Containment: Amerikaanse politiek in de koude oorlog om het communisme in te dammen. Het lukte de containment niet om het communisme in te dammen. (geschiedenis)
- DDR: communistische staat in Duitsland. De DDR was een slecht vijand voor alle andere staten. (geschiedenis)
- Koude oorlog: vijandigheid tussen het Oostblok en het westen. Het koude oorlog duurde 5 jaar lang.(geschiedenis)
- Marshallhulp: Amerikaanse economische hulp voor de Europese wederbouw. Het Marshallhulp was groot van belang, want anders was er geen goede Europese wederbouw.(geschiedenis)
- Supermacht: zeer sterke mogendheid. Turkije heeft een supermacht.(geschiedenis)
- Vreedzame co-existentie: vreedzaam samenleven van communisme en kapitalisme. Er werd door de volk veel gezocht naar Vreedzame co-existentie (geschiedenis)
- Benelux: economische samenwerking van Nederland, België en Luxemburg. Benelux zorgde voor een hoge economie.(geschiedenis)
- EEG: Europese economische gemeenschap. De EEG stuurde geen een producten buiten Europa.(geschiedenis)
- Raad van Europa: samenwerkingsorgaan van Europese landen ter bevordering van democratie en mensenrechten. Raad van Europa gaf een goede deal.(geschiedenis)
- Enclave: gebied dat door andere landen wordt omsloten. Spanje was ook een enclave door Nederland.(geschiedenis)
- Fundamentalisme: godsdienstige stroming die oude voorschriften streng toepast. Het Fundamentalisme komt bijna net meer voor.(geschiedenis)
- Terrorisme: gewelddaden plegen om politiek doelen te bereiken. Terrorisme moet verboden worden. (geschiedenis)
- Zionisme: het streven naar een Joodse staat. het Zionismen wilden niks meer dan een Joodse staat. (geschiedenis)
- Europese comissie: dagelijks bestuur van de EEG en later de EU. de Europese comissie wilde alle macht hebben. (geschiedenis)
dinsdag 18 maart 2014
Woordenschatschrift
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten