Wie
Wie zal de
vriend zijn van mijn vriendin,de baas voor mijn hond, het kind in mijn jeugd,
de oude man bij mijn dood, wie zal dat zijn als
ik het niet ben? Jij? Ach kom, jij bent niets
dan twee ogen, die zien wat ze zien, jij
bent niets dan het uitzicht: een zon schijnt,
een appelboom bloeit, een stoel staat in
het gras; vreugde, verdriet, weet jij veel,
uitzicht. maar wie zal mijn liefste grijs en
ziek laten worden, er voor zorgen dat de hond
jankt, het kind huilt, en de dood komt? Wie
zal de appelboom laten verkommeren, de stoel
voorgoed laten staan in de regen? Iemand toch
zal toe moeten zien dat alles voorbij gaat.
Rutger Kopland
Het dichter heeft zijn gevoelens
goed kunnen uiten met dit gedicht. Het trok me al meteen aan, toen ik het voor het
eerst las. Hij heeft een soort verdriet. In dit gedicht is er een klankrijm,
ook wel assonantie. De klanken zijn het zelfde, maar de woorden rijmen niet
volledig. De rijmschema is een gebroken rijm. Ze rijmen niet zo snel met
elkaar. Er wordt een vergelijking gemaakt. Het is geschreven in een
onregelmatige strofebouw. Er zijn twee kwatrijnen en een sextet. Het ritme is
heel laag, want de dichter is onzeker over zichzelf. Het rijmt ook niet heel
erg. Er is een afwisseling van beklemtoonde en minder beklemtoonde
lettergrepen. Het heeft een pleonasme stijlfiguur zoals het volgende zin:
‘’maar wie zal mijn liefste grijs en ziek laten worden’’. Het gedicht heeft een
vrije of dynamische versvormen. Het rijmt niet om en om of om de twee zinnen.
Het is niet grappig of heeft geen een van de genoemde regels. Het is gewoon los
van elkaar, rijmt niet goed en staat gewoon vrij. Net een soort verhaal. De
mooiste zin uit het gedicht is Wie zal
de vriend zijn van mijn vriendin, de baas voor mijn hond, het kind in mijn jeugd,
de oude man bij mijn dood, wie zal dat zijn als ik het niet ben? Het geeft een
soort gevoel alsof de dichter een persoon aan het zoeken is of alsof hij zijn
weg kwijt is.
Schuldbekentenis
Ja, ik geef
het toe, ik beken het openlijk:mijn lichaam was altijd een toren zonder uitkijk.
Ik heb hem steen voor steen in folianten gepend
ik heb mij geplooid naar de tijd en de trend.
De stenen die ik uit de wand verwijderd heb
zijn de woorden waar ik dit gedicht mee schep:
ik kijk naar de wereld waarin gij woont
en al zie ik onscherp en ben ik vreselijk stoned
er is iets dat mij niet ontgaan kan
mijn toren is gebouwd in mijn eigen toren.
Ik weerhield mijn lijf niet in de groei tot man
maar ik zaag geduldig aan de pijlers die mij schoren.
Het lijkt niet erg duidelijk misschien
mijn keel snoert dicht en mijn tong heb ik gebroken
toen ik spreken leerde. Ik heb niemand ontzien.
Ik ben wereld, in mij is onstuitbaar de doodsbloem ontloken.
Jotie ‘t Hooft
De dichter geeft aan dat hij zich schuldig voelt tegen iemand.
Hij heeft dit in woorden gebracht. Hij heeft het in hele mooie woorden verteld.
Hij vertelt zijn problemen sinds hij zich schuldig voelt. Ik zou ook wel zo een
gedicht willen schrijven waarin ik me zelf helemaal kan uiten. Het zal je ook
kunnen helpen voor psychologische problemen. Door je eigen problemen op papier
tevoorschijn te halen. Het heeft gebruik gemaakt van een eindrijm. In de eerste
twee alinea’s rijmt het telkens om en om. Inde laatste twee alinea’s rijmt het
om de twee zinnen. Er is dus in de
eerste twee alinea’s gepaard rijm en in de laatste twee alinea’s omarmend rijm.
Er wordt figuurlijk taalgebruik gebruikt. Zoals de volgende zin: mijn keel snoert dicht en mijn tong heb ik
gebroken. Er is een regelmatige strofebouw van vier kwatrijnen. Het gedicht
rijmt heel goed met elkaar. Het lijkt wel net een rap. Het heeft een enumeratie
stijlfiguur. Het is een epigram of puntdicht. Het is een grappig gedicht. Het
lijkt erop alsof de dichter zijn fantasie gebruikt. Dus met figuurlijk
taalgebruik en grappige zinnen. De mooiste in uit het gedicht is mijn lichaam
was altijd een toren zonder uitkijk. Ik weet niet waarom het zo is, maar het
klinkt gewoon grappig aan mijn oor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten