vrijdag 10 januari 2014

inleiding

Het maken van een portfolio is leuk geweest. het afgelopen periode heb ik ongeveer hetzelfde gedaan als deze periode. alleen leer ik wat meer erbij. geen een opdracht was makkelijk of moeilijk voor mij. ze waren allemaal even goed te maken. in mijn portfolio heb ik deze periode een taalportret, woordenschatschrift, verwerkingsopdrachten, tijdschriftreader en een reflectie. de opdracht: woordenschatschrift vond ik het leukst, omdat je naast een opdracht maken ook nieuwe woorden erbij leert.




donderdag 9 januari 2014

reflectie

Deze periode heb ik al mijn huiswerk op tijd gemaakt. Ik ben serieus bezig geweest met Nederlands. Alleen ging het met spelling niet zo goed. Voor de rest ging het wel goed. De samenwerking met de stamgroep viel ook best wel mee. Mijn cijfers zijn niet heel laag en ook niet heel hoog. Ik ben wel blij met mijn cijfers, dat is het belangrijkst. Mij maakt het niet uit of ik hele hoge cijfers heb of dat ik eerste van de klas ben enzovoort. Als ik de klas maar over kan. er zijn zoveel mensen die zich dood leren om hoge cijfers te kunnen halen. ik vindt het allemaal niet nodig. je moet ook een leven buiten school hebben. niet alles betekent school. ik heb ook mijn familie, vrienden, kennis etc. ik kan wel al mijn tijd besteden aan school en niks aan mijn prive leven. dan ben ik wel leveloos. je komt maar een keer op deze wereld en je bent maar 1 keer jong, dus waarom zou ik dat verpesten.












intervieuw met Maren Stoffels


1.     Wat vindt u er zo leuk aan, om een schrijver te zijn?
Schrijven maakt me vrolijk. Ik kom steeds meer dingen te weten. Mijn Nederlandse taal gaat vooruit. Ik kom steeds meer over het leven te weten. Het leert me veel en daarnaast leer ik mensen ook veel. Ik geef ze een leesplezier.
2.     Wat voor soort verhalen vind u het meest leuk om te schrijven?
Ik schrijf meestal verhalen die werkelijk ook zouden kunnen gebruiken. Zo kunnen mensen er ook wat van leren en niet dat ze alleen gaan fantaseren. Ze kunnen er veel van leren en mensen helpen door voorbeelden te lezen.
3.     Wat voor invloed heeft het om een schrijfster te worden in uw leven?
Mijn kinderen hoeven later zelf niet naar de bieb te gaan. Ze kunnen mijn eigen boeken lezen. Het geeft een goed gevoel dat anderen mijn eigen geschreven boeken lezen en dat ze ervan genieten. Ik zal mensen ook proberen te beÏnvloeden dat ze een schrijver/schrijfster worden. Het is namelijk een hele leuke beroep.
4.     In jouw boeken spelen vaak verliefde tieners de hoofdrol. Was jij vroeger zelf vaak verliefd?
‘Nee, ik ben pas 2x echt goed verliefd geweest. Tuurlijk had ik hiernaast wel een paar crushes, maar echt smoorverliefd was ik dan niet. Als ik verliefd ben, dan heb ik het ook echt zwaar te pakken.’

5.     Wanneer wist je dat je schrijfster wilde worden?
‘Ik wist het sinds de 2e klas van het vwo. Toen ik in mijn eindexamenjaar zat - ik was toen 17 - kwam mijn eerste boek uit. Het was heel gek om brugklassers mijn boek Dreadlocks & Lippenstift te zien lezen. Sommigen hadden dat boek zelfs voor hun boekbespreking gekozen! In de pauze kwamen er soms meisjes naar me toe en vroegen of ik een samenvatting voor hen wilde maken. Dat heb ik niet gedaan, hoor.’

6.    Kon je het schrijven en leren voor examens wel combineren?
Het was heel moeilijk, maar ik heb het wel gehaald. Ik wilde niet blijven zitten. Gelukkig werd het pas een jaar later echt druk door mijn boeken. Ik heb niet verder gestudeerd en daar heb ik nooit spijt van gehad. Schrijven is wat ik wil blijven doen.’

7.    Waar haalt u inspiratie vandaan?
Overal vandaan. Vooral uit dingen die om me heen gebeuren. Als schrijver moet je altijd opletten. En als het om iemand gaat, moet je vooral niks gemist hebben. Anders ontbreekt je verhaal.

8.     Wat vindt u het leukst aan uw beroep?
Dat elke dag anders is. Je werkt telkens aan een nieuw boek, dus het is altijd weer opnieuw een leuk dag. Het is niet saai. Je maakt steeds nieuwe dingen mee, dan telkens dingen te herhalen, zoals sommige beroepen.

9.      Heeft u veel contact met andere schrijvers?
 Ja ik vind dat heel gezellig. Soms wisselen we zelfs van ideeën. Soms vertellen we een stukje van ons boeken aan elkaar. Het is een leuk moment. Want niet iedereen vind het leuk om een schrijver te worden. Het geeft dan een leuk gevoel om anderen te zien die het met je eens zijn.

10.      Heeft u al ideeën voor nieuwe boeken?

 Ik ben inmiddels al bezig. En ik maak ook notities van bepaalde dingen waarop ik terug kan komen. Ik heb nu al gedachtes over een paar jaar later. Ik denk en schrijf met plezier mijn boeken. Het is net een hobby voor mij terwijl ik er ook wat voor verdien.

leesvaardigheid vragen


1. welke alinea's vormen de inleiding?
antw.: alinea 1.

2. wat is het doel van de schrijver?
antw.: lezers amuseren.

3. wat is de onderwerp van de tekst?
antw.: A.B.N ( algemeen beschaafd Nederlands)

4. wordt de tekst door de mond van de schrijver geschreven?
antw.: ja het wort aangeduid op de schrijver.

5. op welk manier van lezen is het al genoeg om alles te weten?
antw.: globaal lezen.

6. hoe kom je achter de woorden die je niet goed kent?
antw.: informatie uit de rest van de tekst halen.

7. wat is de kernzin van aline 3?
antw.: laatste zin.

8. wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
antw.: het belang van A.B.N

9. welke alinea's vormen de slot van de tekst?
antw.: de laatste alinea

10. noem een oorzaak- gevolg band in de tekst.
antw. als mensen A.B.N spreken is er meer respect tegen elkaar.

inleiding spelling

Spelling word beschouwd als taal. Het is nodig voor je sociale en culturele ontwikkeling. In Nederland hebben wij spelling nodig. Om spelling te kunnen beheersen moeten alle kinderen naar school. Omdat je naar school gaat kan je later een toekomst krijgen. Het leven is eigenlijk een kringloop met allerlei dingen die veranderen en bijkomen. Hoe groter een mens word, hoe beter ze na kunnen denken en hoe volwassener je dingen begrijpt. In dit artikel gaan we het hebben over hoe mensen over spelling denken. Je kan kijken hoe jongeren denken over spelling, maar ook hoe volwassene er over nadenken. Maar wat wij ervan vinden is dat het erg belangrijk is voor onze sociale status en ook voor onze Nederlandse taal.







mindmap link

http://popplet.com/app/#/1553371

leesautobiografie

Ik heb geen lievelingsboeken. Ik lees liever boeken vol met actie, avontuur en liefde. Mijn lievelingsschrijver is Carry slee. Deze schrijver heeft meestal boeken die mij heel erg opvallen. Ik lees niet zo vaak en niet als het niet moet. Lezen is niet echt mijn ding, maar soms heb ik het beetje mijn zin. Dan begin ik met lezen en kan ik ook niet meer stoppen eigenlijk. Het is voor mij dus moeilijk een begin te maken. Mijn favoriete tijdschrift is Linda. Het is echt iets voor dames. Als ik ooit een boek zou schrijven, zou dat over liefde gaan. Want zulke verhalen kun je altijd goed verzinnen en het is ook een gebeurtenis die bijna iedereen heeft, dat kan je soms ook zien op straat. Maar een boek over mode lijkt me ook wel wat. Als ik zelf een zou kunnen schrijven zou ik een modeontwerper zijn in het verhaal. Het lijkt me een hele leuke beroep.



verwerkingsopdrachten

periode 1

** - Maak een schema met drie categorieën en plaats onder iedere categorie minimaal 5 woorden uit je woordenschatschrift. Bijvoorbeeld:  Categorie: Voedsel; Woorden: ijsje, kaas, tortilla etc.


Mobiliseren
firma
predikaat
oorlog
geld
Bewaken
wapen
vergadering
Gebouwen
klaarmaken
toekomst
Auto’s
strijd
werken
Beroemde mensen
vijand
bouwen
Kinderen

periode 2


** - Schrijf een krantenartikel van ca. 300 woorden en gebruik daarin minimaal 20 woorden uit je woordenschatschrift. Het krantenartikel mag overal over gaan.



Tegenwoordig zijn er veel meer kindermishandelaars. Heel veel kinderen zijn dagen, weken, maanden en soms zelfs jaren weg. Waar ze zijn weet niemand. Soms krijg je ze heel terug, maar dan is er iets met ze gebeurd zoals ontmaagd of er zijn organen weg. Dus het kan zijn dat de kinderen dood gaan. Dit keer weet niemand of het een echt mishandeling is. Een jongeman van 16 jaar genaamd Osman Kasar en een jongedame Dilan Kehya waren sinds dinsdagochtend vermist. Ze waren zogenaamd uit huis gegaan om naar school te gaan, maar geen een die naar school ging en terug naar huis kwam. Er wordt gezegd dat ze verliefd op elkaar waren en samen wegliepen en weer werden gevonden bij de Duitse grens. Maar sommigen denken dat ze worden geleid door mensen die met zwarte werk bezig zijn. Niemand die nog zeker weet wat er echt met ze aan de hand is. Maar dat ze samen waren vertrokken is wel bekend. We kunnen natuurlijk niet geloven dat jongeren op zulke leeftijd al van huis weg lopen. De ouders waren natuurlijk ook heel erg verdrietig geworden. Ze wilden hun kinderen zo snel mogelijk terug zien. Ze hebben nog geluk dat ze hun kinderen terug hebben zonder dat er iets met ze aan de hand is. We hopen nog voldoende geïnformeerd te worden, zodat we het ook meteen met jullie kunnen mededelen. Alles is al bekend bij de politie, maar totdat het in ons handen komt duurt nog even. Er wachten hun nog wel veel camera’s af. Het is niet een goed voorbeeld voor kinderen op hun leeftijd. Kijk goed uit voor jullie kinderen!

woordenschatschrift

periode 1
1.      Gedenderd: zich met daverend lawaai voortbewegen.(de kinderen denderen te veel).
2.      Mobiliseren: klaarmaken voor de oorlog.(wij mobiliseren voor de slag bij de kust).
3.      Missaal: boek waaruit de priester de mis leest.(heel stilletjes zat iedereen naar de priester te luisteren die de missaal ging voorlezen).
4.      Ontsieren: de schoonheid verminderen.(wij ontsieren de woonkamer, omdat dat niet geschikt was voor een doodshuis).
5.      Opensperren: gesperd wijd open.(van schrik sperde ik mijn ogen open).
6.      Part: gedeelte.(mijn part van ons werkstuk heb ik af).
7.      Spagaat: zit met de benen 180 graden gespreid.(ik heb altijd geprobeerd spagaat te zitten).
8.      Sopraan: hoogste vrouw/ kindzangeres.(ik vind die sopraanzangeressen zo verschrikkelijk zingen).
9.      Halm: stengel van grassen en granen.(de hal in de park was bijna dood door watertekort).
10.  Kuif: openstaande bos boven op het hoofd.(die man is kaal, behalve als je die twee kuifjes op het voorhoofd niet meetelt.
11.  Firma: bedrijf.(de firma naast ons is faillied gegaan).
12.  Behendig: handig en vlug.(mijn moeder maakt behendig eten voor ons klaar).
13.  Illustrator: beeldend kunstenaar.(ik vroeg de illustrator of hij mij kon natekenen).
14.  Schromelijk: in heel hevige mate.(op dat belangrijke ogenblik vergiste de piloot zich schromelijk).
15.  Defensie: verdediging.(het ministerie van defensie zorgt voor het leger van een land).
16.  Reumatiek: ziekte met pijnlijke ontstekingen aan je gewrichten.(ik krijg medicijnen voor mijn reumatiek).
17.  Associëren: verbinden.(muizen associëren met kaas).
18.  Luidruchtig: met veel lawaai en vervelend.(de publiek juichte luidruchtig).
19.  Fanfare: muziekkorps met alleen koperen blaasinstruments en slagwerk.(ik hoor de fanfare en vrolijke mars spelen).
20.  Canvas: stevig doek van linnen.(camperen in een canvas tent).
21.  Jargon: woorden die allen binnen een vakgebied of groep gebruikt worden.( het jargon van de medisch specialist kan ik niet begrijpen).
22.  Code: manier om veel info kort te noteren.(proberen een code te kraken).
23.  Associaties: het onbewust verbinden van de ene geachte met de andere.( dat roept sterke associaties met mijn kindertijd op).
24.  Contaminatie: besmetting.(ik heb een constaminatie aan mijn oor).
25.  Gevoelswaarde: affect.(ik heb geen gevoelswaarde voor een varken)
26.  Vonnis: uitspraak van de rechter waarin hij de straf bekend maakt.(het vonnis luidde twee jaar gevangenisstraf).
27.  Onoprecht: geveinsd.(de jongen voelt zich onoprecht)
28.  Onthutsend: verbijsterend.(onthutsend weinig inzicht in wat hij te weeg brengt).
29.  Predikaat: bewaker.(automobilist kreeg het predikaat oprechte spijt).
30.  Ontraden: de raad geven iets niet te doen.(het werd hem ontraden).
31.  Clignoteur: knipperlicht.(de clignoteur van de auto’s was ik vergeten uit te doen).
32.  Croesus: zeer rijk iemand.(de koningin is Croesus, dat zie je aan haar juwelen).
33.  Oelewapper: waardeloos persoon, suf.(de jongen die me stalkte op een nep account vind ik een oelewapper).
34.  Contemporain: hedendaags.(contemporain is de technology gestegen).
35.  Fiduci: vertrouwen.(ik heb geen fiduci in dat leugenaar).
36.  Graviditeit: zwangerschap.(tijdens de graviteit kotsen vrouwen vaak).
37.  Macaber: griezelig.(ik vind de brug naast ons huis heel erg macaber).
38.  Refectorium: eetzaal.(op school eten wij in de eetzaal).
39.  Renunciatie: afstand.(de renunciatie van hier naar Rusland is heel groot).
40.  Scabreus: schuin.(je neus ziet er schuin uit).
41.  Schrander: verstandig.(het is niet zo verstandig om in het winter tshirt te dragen).
42.  Sjikker: dronken.(de sjikker man was aan het wiebelen op een lepel).
43.  Sinecure: gemakkelijk baantje.(schoonmaken is een sinecure).
44.  Loeder: gemeen persoon.(mijn aardrijkskunde leraar is een loeder).
45.  Meedogenloos: zonder medelijden.(de oude dokter was meedogenloos).
46.  Benepen: benauwd.(het is in Turkije heel erg benepen).
47.  Routine: ervaring.(ik heb geen routine in dat beroep).
48.  Fiasco: mislukking.(mijn vorige ontdekking was totaal een fiasco).
49.  Parallel: evenwijdig.(de twee grafieken in de assenstelsel waren parallel).
50.  Feilloos: zonder fouten.(ik heb mijn toets feilloos gemaakt).
51.  Hachje: leven,lichaam.(ik heb een snee in mijn hachje).
52.  Monotoon: eentonig.(de laatste track van Miley Cyrus vonden ze eentonig).
53.  Geoorloofd: toegestaan.( door de vertraging van de tram was mijn afwezigheid niet geoorloofd).
54.  Dupe: slachtoffer.(de dupe was dood geslagen).
55.  Benijden: jaloers zijn op.(zij benijden het meisje die een zwarte band heeft voor karate).
56.  Barbaars: ruw.(het vlees van de restaurant was heel erg Barbaars).
57.  Kannibaal: menseneter.(een kannibaal durf ik niet eens te zien).
58.  Belemmeren: verhinderen.(dat medicijn verhindert de reactievermogen).
59.  Gecompliceerd: moeilijk.(de scheikunde toets was heel erg gecompliceerd).
60.  Inheems: binnenlands.(dat bedrijf produceert inheems).
61.  Fataal: dodelijk.( dat ontvlambare vloeistof is fataal).
62.  Portefeuille: bergmiddel voor papier.(ik leg al mijn papieren in mijn portefeuille).
63.  Beemd: waterrijk land.(nederland is een beemd land).
64.  Stoïcijns: onverstoorbaar.(mijn nieuwe huisdieren zijn stoïcijns, waardoor ik niet word afgeleid).
65.  Sjofel: armoedig.(afrika is een sjofel werelddeel).
66.  Minuscuul: heel klein.(mieren zijn minuscuul. Ze zijn bijna niet te zien).
67.  Sereen: kalm.(dat jongen ziet er kalm uit).
68.  Filantroop: menslievend persoon.(mijn mentoren op deze school zijn filantroop).
69.  Prevelen: mompelen.(mijn moeder prevelt altijd als ik iets niet goed doe).

70.  Robuust: stevig gebouwd.(het nieuwe gebouw word heel stevig gebouwd).

periode 2
1.       Fantoom: spook, angstaanjagend beeld. Ik zag een fantoom in de spookhuis.
2.       Apocrief: twijfelachtig. Ik ben nog apocrief of ik die schoenen nou moet halen of niet.
3.       Croesus: zeer rijk iemand. Een croesus heb je niet veel in Nederland, meestal in Amerika.
4.       Contemporain: hedendaags. Contemporain zijn er steeds meer gays te zien.
5.       Fiduci: vertrouwen. Ik heb geen fiduci in dat leraar.
6.       Flagrant: zeer duidelijk. Ons leraar Nederlands kan alles flagrant uitleggen.
7.       Geëcuibleerd: in evenwicht. Dat tros tomaten zijn Geëcuibleerd  met 1 kilo ijzer.
8.       Graviditeit: zwangerschap. Tijdens de graviditeit kotst een vrouw de eerste 3 maanden lang.
9.       Gratuit: ongemotiveerd. Ik ben gratuit in dat toets.
10.   Scabreus: schuin.  De muren van de gebouw die ik gisteren zag waren scabreus.
11.   Lebensraum: ruimte in oost- europa die de Duitsers volgens de Nazi’s nodig hadden om te leven.het lebensraum veroveren voor het duitse volk.
12.   Apeasement: politiek om toe te geven aan eisen van Hitler om de vrede te bewaren.het apeasement was mislukt.
13.   Blitzkrieg: bliksemoorlog. Kansloos tegen de blitzkrieg.
14.   Collaboratie: samenwerking met de vijand.zonder collaboratie konden de Duitsers Nederland niet besturen.
15.   Censuur: toezicht vooraf op media berichten. De pers werd met scherpe censuur aan banden gelegd.
16.   Genocide: volkerenmoord. Sovjet unie organiseerde de ss een genocide.
17.   Kamikaze: japanse zelfmoordpiloot. Om de schepen uit te schakelen, zette de japanse legerleiding het wapen van de kamikaze in.
18.   Dwangarbeid: arbeid die mensen onder dreiging van straf tegen hun wil verrichten.
19.   Vetorecht: het recht om een besluit tegen te houden. Frankrijk zijn lid en hebben vetorecht.
20.   Staatshoofd: hij of zij die volgens de grondwet het hoogste gezag in een staat heeft. Hitler was een staatshoofd.
21.   Pragmatisch: praktisch, nuttig, bruikbaar. een pragmatische benadering van het fileprobleem.
22.   Confabuleren: het gaten in het geheugen opvullen met verzinsels. Het vrouw met alzheimer confabuleert.
23.   Megalomaan: grootheidswaanzin. De man is megalomaan bezeten.
24.   Erudiet: geleerdheid. Professor einstein is erudiet.
25.   Obstinaat: koppig, halsstarrig. Mijn buurmeisje is heel obstinaat.
26.   Ridicuul: belachelijk. De tekening die ik heb gemaakt vind  ik belachelijk, maar kreeg er wel 11000 euro voor.
27.   Interveniëren: bemiddelen. Ik heb het bemiddeld toen er een straatgevecht was bij mij in de buurt.
28.   Delibereren: bedenken. Ik delibreer over mijn cijfers of het nou wel goed uitkomt.
29.   Insubordinatie: verzet tegen meerdere: ik heb insubordinatie tegen alle leraren omdat ze allemaal de zelfde mening hadden.
30.   Tutoyeren: jijen en jouen. Ik tutoyeer als ik naar anderen praat.
31.   Toeval getallen: willekeurig gekozen getallen. Mijn toeval getal was een 8.
32.   Kans: mogelijkheden. Ik had geen kans qua het kiezen van de plek waar we op vakantie zouden gaan, want de meeste stemmen waren naar New York.
33.   Kans experimenten: het gooien met dobbelstenen en geldstukken.  Mijn kans experiment was een 6, dus ik begon als eerste met mens erger je niet.
34.   Romancier: romanschrijver. De Romancier van mijn boek is mijn vader.
35.   Alreeds: alvast. Ik ga alreeds naar de auto toe.
36.   Integer: geheel getal. 10 is mijn hoogste integer.
37.   Fobie: ziekelijke angst. Ik heb een fobie dat ik niet alleen in een kleine ruimte kan blijven.
38.   Concept: opzet. Mijn concept tegen de leraren veroorzaakte een haat tegen mij.
39.   Episch: tot de verhalende poëzie behorend. Dat verhaal is episch.
40.   Integriteit: eerlijkheid. Zijn integriteit steekt boven zijn eigen lengte.
41.   Aanpassingspolitiek: politiek om de overheidsuitgaven aan te passen aan dalende inkomsten. koning Willem Alexander past zich aan de aanpassingspolitiek.
42.   Absolute meerderheid: meerderheid van meer dan vijftig procent. de absolute meerderheid koos voor Parijs als schoolreisje.
43.   Minister president: leider van de regering. de leider van een regering in Turkije is Erdogan.
44.   Stempelen: systeem met stempelkaarten om zwartwerken door werklozen te voorkomen. de opa van mijn buurman moest vroeger elke dag stempelen, anders kreeg hij boete.
45.   Uitkering: geld dat iemand krijgt bijvoorbeeld omdat hij werkloos is. mij opa en oma krijgen een uitkering omdat ze 65 jaar en ouder zijn.
46.   Verzuiling: verdeling van het volk in levensbeschouwelijke groepen met eigen organisaties zoals omroepen. ik hoor tot de verzuiling Moslim.
47.   Orthodox: volgens voorschriften van een geloof. mijn vriendin is een orthodox Christene.
48.   Seculier: wereldwijk, niet- godsdienstig. mijn neef was eerst seculier maar nu is hij een moslim.
49.   Sharia: islamitische wetgeving. de sharia in Irak kwam in verzet tegen de sjah.
50.   Sjah: koning van Iran. de sjah wilde van Irak een moderne land maken.
51.   Appeasement: politiek om toe te geven aan eisen van Hitler om de vrede te bewaren. Een politiek die appeasement werd genoemd.
52.   Blitzkrieg: bliksemoorlog; snelle, beweeglijke oorlogvoering. Nederland was moedeloos tegen de Blitzkrieg.
53.   Capitulatie: overgave. Op 7 mei tekende de Duitse legerleiding de onvoorwaardelijke capitulatie.
54.   Censuur: toezicht vooraf op mediaberichten. De pers werd met scherpe censuur aan vanden gelegd.
55.   Vazalstaat: staat die een andere staat dient. Slowakije werd een Duitse vazalstaat.
56.   Westen: democratieën in Europa en Amerika en hun bondgenoten. Het westen deed weer niets.
57.   Bezetting: toestand waarin een leger een gebied heeft veroverd en in bedwang houdt. Een bezetting van 2 jaar was begonnen.
58.   Collaboratie: samenwerking met de vijand. Zonder collaboratie kon Engeland niet bestuurd worden.
59.   Gelijkschakeling: alle organisaties moeten de totalitaire overheid volgen. Vakbonden en andere organisaties werden gelijkgeschakeld.
60.   Rijkscommissaris: hoogste vertegenwoordiger van het Duitse gezag tijdens de bezetting van Nederland. Hitler benoemde de Roosevelt tot rijkscommissaris.
61.   Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied , die zich onderling voortplanten. De populatie bij mij in de buurt zijn alleen maar koeien.
62.   Ecosysteem: dat abiotische en biotische factoren samen een eenheid vormen. Planten en dieren vormen samen een eenheid, zij horen tot de ecosysteem.
63.   Levensgemeenschap: als verschillende soorten populaties samen in een gebied wonen, vormen deze een levensgemeenschap. Er was een grote levensgemeenschap in de woestijn met heleboel verschillende soorten dieren.
64.   Biomassa: het totale gewicht van de energierijke stoffen van een organisme. De biomassa van de koe was 65 kilogram.
65.   Milieu: leefomgeving. Mijn milieu is zeer vervuild.
66.   Biotische factoren: invloeden die afkomstig zijn van het levende natuur. Biotische factoren zijn bijvoorbeeld de vieze huizen door rattenpoep.
67.   Abiotische factoren: invloeden die afkomstig zijn van de levenloze natuur. 
68.   Producenten: planten. Producenten vormen een grote deel in de voedselketen, zij zijn namelijjk de eerste schakel.
69.   Consumenten: dieren. Consumenten zijn planteneters.
70.   Voedselketen: een reeks soorten, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende soort. In de voedselketen is een rat een voedselbron voor een kat.

1.